In Party vertelt Aad van Toor openhartig over de rechtszaak die zijn oud-collega’s tegen hem en zijn broer hebben aangespannen in het verleden.
“Dat heeft zo’n twaalf jaar geduurd. Het is ongelooflijk hoor”, gaat Aad vol ongeloof van start. “Het ging om vijf artiesten. Het waren er eerst veertien, maar er bleven er nog zeven en later vijf over met als hoofdaanvoerder Paul van Gorcum. Bij hem kwam het er uiteindelijk ongeveer op neer dat hij over die twaalf jaar een tientje per maand heeft ontvangen. Maar ik kan je wel vertellen: de advocatenkosten waren 80.000 euro. En zij zeiden allemaal: ‘Ze verdienden miljoenen en wij hebben niks.’ Uiteindelijk konden ze dat niet hard maken. “Ze zagen wel wat er binnenkwam, maar niet wat eruit ging.”
Het ergste vond Aad naar eigen zeggen dat er nooit eerder een probleem was. “Ze spraken nooit ergens over. En ineens krijg je een brief van een advocaat op de mat. En als je dan iemand belt, van: ‘Jongens, wat is er aan de hand? Waar zijn jullie mee bezig?’ Dan wil niemand de telefoon opnemen. Als dat dan een vermeende vriend is, dan voel je je heel erg bedonderd. En er komt nog bij: in die tijd liep ik met de onzekerheid of mijn ziekte weg was, ja of nee. Ik zat met bestralingen, ik was net geopereerd. En dan zo’n brief van de advocaat eroverheen. Ik kan je vertellen: daar word je niet gelukkig van.”
